the validity of applying Kelley, 1967, Kelley, 1973, 28, 107-128) to understanding the percepted causes of success and failure of others ‘ job seeking activities was first tested in a laboratory study before testing the same theory on the self-attributions made by 82 unemployed in een veldstudie. De veldstudie onderzocht ook de relatie van zelfrespect en plaats van controle met toekenningen voor succes en falen. In het algemeen werd Kelley ‘ s theorie ondersteund door de resultaten van de laboratoriumstudie, maar slechts twee van de twaalf voorspelde relaties werden gevonden in de veldstudie. Een laag onderscheidend vermogen (zwakke arbeidsgerelateerde vaardigheden) ging gepaard met een sterke attributie aan een gebrek aan bekwaamheid en een lage consistentie (vroegere werkzoekende activiteiten succesvol) met een sterke attributie aan pech. Zoals voorspeld schreven de werklozen met een hoog gevoel van eigenwaarde en een interne plaats van controle falen toe aan gebrek aan inspanning en schreven hun succes toe aan bekwaamheid. Werklozen met een laag zelfbeeld en een externe controlelocus schreven succes toe aan onstabiele factoren, maar falen werd niet toegeschreven aan een gebrek aan bekwaamheid. Mogelijke redenen voor het gebrek aan steun voor Kelley ‘ s theorie in de veldstudie waren onder meer de invloed van groepsidentiteit, individuele verschillen in de perceptie van de stabiliteit en locus van oorzaken, het grotere realisme van de veldinstelling en de ontoereikendheid van de veronderstellingen die ten grondslag liggen aan het model.