zelf. Het archetype van heelheid en het regulerende centrum van de psyche; een transpersoonlijke kracht die het ego overstijgt.
als een empirisch begrip duidt het zelf het hele scala aan psychische verschijnselen bij de mens aan. Het drukt de eenheid van de persoonlijkheid als geheel uit. Maar voor zover de totale persoonlijkheid op grond van haar onbewuste component slechts ten dele bewust kan zijn, is het begrip van het zelf ten dele slechts potentieel empirisch en in die mate een postulaat. Met andere woorden, het omvat zowel het ervarbare als het onervaren (of het nog niet ervaren). … Het is een transcendentaal begrip, want het veronderstelt het bestaan van onbewuste factoren op empirische gronden en kenmerkt zo een entiteit die slechts gedeeltelijk kan worden beschreven.
het zelf is niet alleen het centrum, maar ook de gehele omtrek die zowel bewust als onbewust omvat; het is het centrum van deze totaliteit, net zoals het ego het centrum van bewustzijn is. Verschijningen van het zelf
zoals elk archetype is de wezenlijke aard van het zelf onkenbaar, maar zijn manifestaties zijn de inhoud van mythe en legende.
het zelf verschijnt in dromen, mythen en sprookjes in de figuur van de “supraordinate persoonlijkheid”, zoals een koning, held, profeet, Verlosser, enz., of in de vorm van een totaliteit symbool, zoals de cirkel, vierkant, quadratura circuli, kruis, enz. Wanneer het een complexio oppositorum voorstelt, een vereniging van tegenstellingen, kan het ook verschijnen als een Verenigde dualiteit, bijvoorbeeld in de vorm van tao als het samenspel van yang en yin, of van de vijandige broeders, of van de held en zijn tegenstander (aartsvijand, draak), Faust en Mephistopheles, enz. Empirisch gezien verschijnt het zelf dus als een spel van licht en schaduw, hoewel opgevat als een totaliteit en eenheid waarin de tegenstellingen verenigd zijn.
een autonome factor
de realisatie van het zelf als een autonome psychische factor wordt vaak gestimuleerd door de irruptie van onbewuste inhoud waarover het ego geen controle heeft. Dit kan resulteren in neurose en een daaropvolgende vernieuwing van de persoonlijkheid, of in een opgeblazen identificatie met de grotere kracht.
het ego kan het niet helpen te ontdekken dat de rijkdom van onbewuste inhoud de persoonlijkheid heeft gevitaliseerd, verrijkt en een figuur heeft gecreëerd die op de een of andere manier het ego in omvang en intensiteit overschaduwt. … In deze omstandigheden is er natuurlijk de grootste verleiding om simpelweg het machtsinstinct te volgen en het ego met het zelf te identificeren, om zo de illusie van het meesterschap van het ego in stand te houden. … het zelf heeft alleen een functionele betekenis als het compenserend kan handelen voor het ego-bewustzijn. Als het ego wordt opgelost in identificatie met het zelf, ontstaat er een soort nevelige superman met een opgeblazen ego.
de ‘God in ons’
ervaringen van het zelf bezitten een numinositeit die kenmerkend is voor religieuze openbaringen. Daarom geloofde Jung dat er geen wezenlijk verschil was tussen het zelf als experiëntiële, psychologische werkelijkheid en het traditionele begrip van een allerhoogste godheid.
het zou ook de “God in ons” genoemd kunnen worden.”