Links hart-buik tijdens venoarterial extracorporeal membraan oxygenatie (VA-ECMO) vaak noodzakelijk decompressie te vergemakkelijken myocard herstel en het voorkomen van levensbedreigende complicaties. De doelstellingen van deze studie waren om klinische resultaten tussen patiënten te vergelijken die wel en niet linker atriale (LA) decompressie ondergingen, de decompressiewerkzaamheid te kwantificeren, en risicofactoren voor ontwikkeling van linkerhartzwelling te identificeren. Dit was een single-center retrospectieve case-control studie. Pediatrische VA ECMO patiënten die LA decompressie ondergingen van juni 2004 tot maart 2016 werden geïdentificeerd, en een controle cohort van VA ECMO patiënten die geen la decompressie ondergingen werden gematcht op basis van diagnose, extracorporale cardiopulmonale reanimatie en leeftijd. Van 194 VA ECMO gevallen, 21 (11%) onderging la decompressie. Vergeleken met het controlecohort hadden patiënten met decompressie een langere verblijfsduur in het ziekenhuis (60 ± 55 vs.27 ± 23 dagen, p = 0,012), maar een vergelijkbare mortaliteit in het ziekenhuis (29% vs. 38%, p = 0,513). Decompressie verminderde met succes de gemiddelde la-druk (24 ± 11 tot 14 ± 4 mmHg, p = 0,022) en la:ra-drukgradiënt (10 ± 7 tot 0 ± 1 mmHg, p = 0,011). Er werden geen significante verschillen waargenomen in vroege kwantitatieve metingen van de hartfunctie tussen gevallen en controles om risicofactoren voor een linkerhartzwelling te identificeren. Ondanks een hoger kwalitatief risico op een verstoord hartherstel, hadden patiënten die La-decompressie ondergingen vergelijkbare resultaten als patiënten die dat niet deden. Aangezien traditionele kwantitatieve metingen van de hartfunctie onvoldoende zijn om de ontwikkeling van een eventuele linkerhartzwelling te voorspellen, dient een combinatie van klinische voorgeschiedenis, radiografische bevindingen, hemodynamische monitoring en laboratoriummarkers gebruikt te worden tijdens de evaluatie en behandeling van deze patiënten.