verhoogd risico op metforminegerelateerde lactaatacidose bij nier-of leverfunctiestoornissen, gelijktijdig gebruik van bepaalde geneesmiddelen (bijv. kationische geneesmiddelen), ≥65 jaar oud, radiologisch contrastonderzoek ondergaan, chirurgie en andere procedures, hypoxische toestanden en overmatig alcoholgebruik; stoppen als lactaatacidose optreedt. Stop bij patiënten met eGFR 30–60mL/min/1 op het moment van of voorafgaand aan intravasculaire jodiumhoudende contrastbeeldvorming.73m2, geschiedenis van leverfunctiestoornis, alcoholisme, hypoxemie, of zal worden gegeven intra-arterieel contrast; herevalueer eGFR 48hrs na de procedure en herstart de therapie indien renaal stabiel. Onderbreek de behandeling als uitdroging optreedt of voor een operatie. Vermijd indien klinische of laboratoriumaanwijzingen van leverziekte. Overweeg de risico ‘ s/voordelen bij patiënten met bekende risicofactoren voor hartfalen; controleer op tekenen / symptomen; evalueer en overweeg het stopzetten van als zich ontwikkelt. Beoordeel de nierfunctie vóór aanvang en periodiek daarna; vaker bij ouderen of als eGFR <60mL / min / 1,73 m2. Stop als pancreatitis, ernstige overgevoeligheidsreacties, ernstige gewrichtspijn of bulleuze pemfigoïde wordt vermoed of optreedt. Voorgeschiedenis van angio-oedeem bij andere DPP-4-remmers. Ouderen, verzwakte, niet-gecompenseerde zware inspanning, ondervoede of deficiënte calorie-inname, bijnier-of hypofyse insufficiëntie, of alcoholintoxicatie: verhoogd risico op hypoglykemie. Monitor hematologie (esp. Serum Vit. B12 bij gevoelige patiënten). Premenopauzale vrouwen met anovulatoire: ovulatie kan optreden. Zwangerschap. Moeders die borstvoeding geven.