dit artikel behandelt onderzoek naar de groei en ontwikkeling van tederheid in de eerste twee levensjaren. Tederheid wordt voornamelijk waargenomen in gebaren zoals reiken, knuffelen en zoenen.
het theoretische kader bestaat uit gegevens van bijlagen. De huidige studie van tederheid benadrukt het belang van een aantal factoren of kenmerken op dit belangrijke gebied voor de analyse van de effecten van nabijheid en afstand tussen zuigeling en VOLWASSENE. Deze omvatten wederzijdse aanpassing van tonus en houding, die worden beschouwd als de vroegste wijzen van gehechtheid; emotionele betrokkenheid van zuigeling en VOLWASSENE in het kader van de primitieve reacties van het zuigeling, en geleidelijke toekenning van een communicatieve waarde; de ontwikkeling van aanpassing van zuigeling en VOLWASSENE.
observationele gegevens zijn voor het grootste deel longitudinaal en zijn verkregen uit studies uitgevoerd in de gebruikelijke omgeving van zuigelingen, in dagverblijven of in de familie. Over het algemeen leveren de gegevens een chronologie op van patronen die het gedrag van knuffelen en zoenen karakteriseren: voorlopige vormen worden gevolgd door karakteristieke gebaren die de voorlopers vormen van affectieve uitwisseling die in het laatste deel van het eerste jaar opduiken. Complexere vormen van uitdrukkingen van tederheid verschijnen tussen 12-15 maanden voor knuffelen en bij ongeveer 18-20 maanden voor zoenen. Deze vormen van tederheid worden geritualiseerd als onderdeel van de sociale code van verschillende culturen. Beschrijving richt zich op de rijkdom en de verscheidenheid van emotionele ervaringen gedeeld door baby en bekende volwassenen.