Job hoofdstuk 21 21

A. Het probleem van de welvaart van de goddelozen.

1. (1-3) Job ‘ s opening pleidooi.

Toen antwoordde Job:
” luister goed naar mijn toespraak,
en laat dit uw troost zijn.
Sta mij toe dat ik mag spreken,
en nadat ik gesproken heb, blijf spottend.”

a. luister goed naar mijn toespraak: door de manier waarop Job ‘ s vrienden zichzelf bleven herhalen en hun argumenten tegen hem, was het gemakkelijk voor Job om te voelen dat ze gewoon niet naar hem luisterden.

i. In plaats daarvan wilde Job bewijzen dat hij naar hen had geluisterd. “In deze afsluitende toespraak van de tweede cyclus, Job was vastbesloten om te bewijzen dat hij had geluisterd naar wat zijn raadgevers had gezegd. Dit deed hij door hun woorden te citeren of anderszins te verwijzen en ze te weerleggen. Vergelijk 20: 11 met 21: 7, 18: 19 met 21:8, 18:5 met 21:17, 5:4 en 20:10 met 21:19, en 20:4 met 21:29.”(Smick)

B. nadat ik gesproken heb, blijf spottend: dit geeft aan dat Job ‘ s hardheid jegens zijn vrienden niet verminderd is; noch hun hardheid jegens hem. Ze spreken met scherpe en sarcastische woorden tegen elkaar.

2. (4-16) rekening houdend met de welvaart van de goddelozen.

” wat mij betreft, is mijn klacht tegen de mens?
en zo ja, waarom zou ik dan niet ongeduldig zijn?
Kijk me aan en wees verbaasd;
leg uw hand over uw mond.
zelfs als ik me herinner dat ik doodsbang ben,
en beven grijpt mijn vlees.
waarom leven de goddelozen en worden ze oud,
Ja, worden ze machtig in macht?
hun afstammelingen worden met hen in hun ogen gevestigd,
en hun nakomelingen voor hun ogen.
hun huizen zijn veilig voor angst,
noch is de staf van God op hen.
hun stierenrassen zonder mislukking;
hun koekalveren zonder miskraam.
ze sturen hun kleintjes als een kudde,
en hun kinderen dansen.
ze zingen op de tamboerijn en harp,
en verheugen zich op het geluid van de fluit.
zij brengen hun dagen door in rijkdom,
en gaan in een ogenblik het graf in.
toch zeggen ze tegen God, ‘ Ga weg van ons,
want wij willen de kennis van uw wegen niet.Wie is de Almachtige, dat wij Hem zouden dienen?
en welke winst hebben we als we tot Hem bidden?’
inderdaad is hun voorspoed niet in hun hand;
de Raad van de goddelozen is verre van mij.”

A. Is my complaint against man: This demonstrates again that Job ‘ s real point of crisis was his conflict with God, not with man (especially with his friends). Zijn crisis was fundamenteel spiritueel van aard, veel meer dan een medische crisis, een economische crisis, een sociale crisis of een familiecrisis. Zijn strijd was tegen God, en hij vroeg zich af waar God was in het midden van deze zeer donkere tijd.

b. Kijk naar mij en wees verbaasd: tot nu toe keken Job ‘ s vrienden naar hem en beschuldigden en veroordeelden hem meestal. Hij wilde dat ze een stap terug zouden doen (als het ware) en verbaasd zouden zijn over wat er met deze goede en goddelijke man was gebeurd.C. waarom leven de goddelozen en worden ze oud: Job daagde de morele orde van het universum uit, zoals eerder door zijn vrienden werd begrepen. Hij daagde hen uit om te zien dat als het mogelijk was voor een slecht mens om schijnbaar gezegend te zijn, dan misschien ook een rechtschapen man als Job vervloekt kon lijken.I. Zofar zei dat de goddelozen voortijdig sterven (Job 20: 4-11); Job stond erop dat in plaats daarvan, de goddelozen leven en oud worden.Ii. ” van sommige schepsels zeiden we, dat ze negen levens hebben; van sommige slechte mensen kan het zo worden gedacht, ze doen het kwaad honderd keer, en toch zijn hun dagen verlengd. Manasse regeerde het langst van alle koningen in Juda. Paus Johannes XXII (dat monster en mortalist) leefde het langst van elke paus, en stierf het rijkste. God geeft rijkdom, gezondheid en een lang leven aan vele goddelozen.”(Trapp)

d. hun afstammelingen worden met hen in hun ogen gevestigd: In deze en de volgende verzen, verklaart Job veel van de zegeningen die lijken te komen voor veel van de goddelozen, zelfs als ze God verwerpen (toch zeggen ze tegen God,”ga van ons”).I. Bildad zei dat de goddelozen geen nageslacht of afstammelingen hebben om hen te herinneren (Job 18: 19-21); Job tegensprak dat hun afstammelingen met hen gevestigd zijn in hun ogen, en hun nakomelingen zijn voor hun ogen.Ii. ” we zien, onder de oosterse beelden, het beeld van de welvarende en machtige familie in alle landen en leeftijden, gesticht in geweld, of door fraude en onrecht. ‘Ze zien hun kinderen niet sterven,’ zegt de kinderloze ouder. ‘Ze zijn gestrekt op geen rek van aanhoudende pijn’, zegt de gekwelde melaatse.”(Bradley)

iii. het is onmogelijk om het contrast hier te missen. Alle voordelen die velen van de goddelozen leken te hebben, werd Job ontnomen.

· Job is de man wiens nakomelingen vervloekt en niet gevestigd zijn.

· Job is de man wiens huis onderhevig was aan angst.

· Job is de man met de staf van God op zich.

· Job is de man wiens vee is omgekomen.

· Job is de man wiens kinderen niet meer dansen.”Job was verontrust door de schijnbare onrechtvaardigheid van dit alles. Zoals opgemerkt gaat het boek Job niet in op de kwestie van het definitieve toekomstige oordeel dat de tafels van gerechtigheid recht zou zetten. Zulke openbaring zal later komen. Job voelde daarom dat onmiddellijke straf voor de goddelozen de enige juiste procedure zou zijn; maar hij vond precies het tegenovergestelde in het leven.”(Smick)

V. vertrek van ons: “dit is de taal van hun gedrag, hoewel niet direct van hun lippen… laat ons alleen; we doen u geen moeite. Uw wegen zijn pijnlijk; wij houden niet van kruis dragen. Uw wegen zijn geestelijk; wij willen naar het vlees leven. We hebben geleerd om onze eigen wil te doen; we willen de uwe niet bestuderen.”(Clarke)

B. De wijsheid van God en de voorspoed van de goddelozen.

1. (17-21) God staat de goddelozen toe te bloeien, althans in zijn eigen tijd.

” hoe vaak wordt de lamp van de goddelozen gedoofd?
hoe vaak komt hun vernietiging over hen,
de smarten die God verdeelt in zijn woede?
ze zijn als stro voor de wind,
en als kaf dat een storm meedraagt.
zij zeggen: ‘God legt iemands ongerechtigheid op voor zijn kinderen’;
laat hem hem vergelden, opdat hij het moge weten.
laat zijn ogen zijn vernietiging zien,
en laat hem drinken van de toorn van de Almachtige.
wat geeft hij na hem om zijn gezin,
wanneer het aantal maanden gehalveerd is?”

A. Hoe vaak wordt de lamp van de goddelozen gedoofd: in Job ’s retorische vraag zou hij antwoorden:” niet vaak genoeg.”En het zou geen voldoening geven om te horen dat het oordeel in plaats daarvan over de nakomelingen van de goddeloze zou komen.

i. “Als de straf wordt uitgesteld, kunnen de vrienden nog een stap terug doen en zeggen dat de kinderen zullen boeten voor de zonden van hun vaders (Job 5:4; 20:10). Job vindt dit monsterlijk en moedigt een verdere verdorvenheid aan: “We kunnen zondigen, onze kinderen zullen boeten!'”(Andersen)

B. laat zijn ogen zijn vernietiging zien: in het denken over de schijnbare troost van de goddeloze, was Job bijna wanhopig. En hij riep tot God, dat hij den goddeloze ten verderve brengen zou, in zijn eigen dag, en niet in de tijd zijns huizes na hem.

i. Job erkende dat slechtheid uiteindelijk nooit werd beloond en uiteindelijk altijd werd gestraft. Het probleem voor Job was dat het nooit snel genoeg leek dat de goddelozen zouden drinken van de toorn van de Almachtige. Job leed in het nu, en velen van de goddelozen niet.Ii. laat hem drinken van de toorn: “de beker van Gods toorn, de beker van beven, etc., wordt vaak uitgedrukt of verwezen naar in de heilige geschriften, Deuteronomium 32: 33; Jesaja 51:17-22; Jeremia 25:15; Openbaring 14:8. Het lijkt een metafoor te zijn uit die bekers GIF die bepaalde criminelen moesten drinken.”(Clarke)

2. (22-26) God is Alwijs, maar de goddelozen gedijen soms en de goddelijken lijden soms.

” kan iemand God kennis onderrichten,
omdat hij de mensen in de hoogte oordeelt?
men sterft op volle sterkte,
geheel op zijn gemak en veilig;
zijn emmers zitten vol melk,
en het merg van zijn botten is vochtig.
een andere man sterft in de bitterheid van zijn ziel,
heeft nooit met plezier gegeten.
ze liggen gelijk in het stof,
en wormen bedekken ze.”

a. kan iemand God kennis leren: in de bredere context stelt Job inderdaad de wegen en wijsheid van God in vraag door niet eerder een oordeel over de goddeloze mens te brengen. Tegelijkertijd voelde hij dat dit verkeerd was, dus corrigeerde hij zichzelf met zijn eigen retorische vraag op dit punt.I. “God is pleased to do wonderful contradictive things in man’ s reason; so that we must needs belijden an unsarchableness in his ways… in dit werk van zijn, de menselijke rede is blinder than a mol.”(Trapp)

ii. De King James versie vertaalt Job 21:24 als, zijn borsten zijn vol melk. Hierop merkt Poole op: “zijn borsten: het Hebreeuwse woord wordt niet elders gebruikt, en daarom is het divers vertaald; ofwel 1. Borst. Maar dat lijkt hier erg ongepast, want mannen borsten worden niet gebruikt om te worden gevuld met melk. Of, 2. Melk-emmers. Maar hun volheid is gebruikelijk, en geen teken van eminente overvloed, die hier wordt aangeduid.”

b. een sterft in zijn volle kracht … een andere man sterft in de bitterheid van zijn ziel… ze liggen gelijk in het stof: Job voelt zich duidelijk ongemakkelijk bij het in vraag stellen van de wegen en wijsheid van God, maar tegelijkertijd leek het zo oneerlijk dat het goede en het slechte schijnbaar hetzelfde lot zouden hebben.I. ” al deze wereldse verschillen worden beëindigd door de dood, en ze liggen in het graf zonder enig onderscheid… zodat niemand kan vertellen wie goed is, en wie slecht, door de gebeurtenissen die hen overkomen in dit leven.”(Poole)

II. Job kwelt over deze vragen, maar hij kwelt in feite op een goede manier. “God zou ons liever laten klagen dan onverschillig tegenover hem te zijn of zijn waarheden arrogant te behandelen en ze zo te reduceren tot dode maxims. Job ‘ s angst over het niet begrijpen wat God deed is het bewijs dat hij niet onverschillig of arrogant was.”(Smick)

3. (27-34) Job daagt de loze woorden van zijn vrienden uit.

“kijk, ik weet je gedachten,
en de schema’ s waarmee je me zou verkeerd.
Want U zegt, ‘ Waar is het huis van de prins?
en waar is de tent,
de woonplaats van de goddelozen?”
hebt u degenen die de weg reizen niet gevraagd?
en kent u hun tekenen niet?
want de goddelozen zijn gereserveerd voor de dag des oordeels;
zij zullen worden gebracht op de dag des toorns.
wie veroordeelt zijn weg naar zijn gezicht?
en wie betaalt hem terug voor wat hij heeft gedaan?
toch zal hij naar het graf gebracht worden,
en een wake boven het graf gehouden worden.
de kluiten van de vallei zullen hem lief zijn;
iedereen zal hem volgen,
zoals velen voor hem zijn gegaan.
Hoe kunt u mij dan troosten met lege woorden,
aangezien leugen in uw antwoorden blijft?”

a. kijk, ik ken uw gedachten: Terwijl Job het aandurfde God op deze manier in twijfel te trekken, kon hij de reactie op de gezichten van zijn drie vrienden zien. Ze waren ontzet dat hij sprak tegen God en zijn gerechtigheid zo.Zowel Job als zijn vrienden begrepen Gods wegen niet. Toch waren er twee belangrijke verschillen tussen Job en zijn vrienden. Ten eerste beweerden zijn vrienden vol vertrouwen dat ze het wel begrepen, terwijl Job zijn verbijstering toegaf. Ten tweede, voor de Vrienden van Job waren dit zaken van theologische en morele theorie en interessante onderwerpen voor discussie; voor de zwaar lijdende Job waren dit vragen van leven en dood.

b. Waar is het huis van de prins? En waar is de tent, de woning der goddelozen? Job legde deze woorden van bezwaar in de monden zijner vrienden. Ze dachten dat het allemaal zo eenvoudig te analyseren was; men hoefde alleen maar te kijken naar het huis van de prins en de tent… van de goddelozen om te zien dat gerechtigheid werd beloond en slechtheid werd gestraft door Gods morele orde. Toch heeft Job geprobeerd aan te tonen dat de zaak gewoon niet zo eenvoudig is.I. ” Hij zei dat het onmogelijk is om een rechtvaardige wet van vergelding af te leiden uit wat we waarnemen in deze huidige wereld.”(Smick)

c. heb je niet gevraagd degenen die de weg te reizen?… Want de goddelozen zijn gereserveerd voor de dag des onheils: Job wist dat de goddelozen een ultieme onaangename lot tegemoet zagen; hij was meer overstuur dat het niet snel genoeg leek te gebeuren. Hij geloofde dat deze kennis zo gewoon was dat men degenen die de weg te reizen kon vragen en het juiste antwoord te krijgen.

d. wie veroordeelt zijn weg naar zijn gezicht: de uiteindelijke bestemming voor de goddelozen is misschien slecht, maar wie zal hem nu confronteren? Waarom komt hij nu met zoveel weg? Er kan een ultieme morele orde in het universum zijn, maar waarom is het zo traag in het bereiken?Hij zal naar het graf gebracht worden, en een wake over zijn graf gehouden… de kluiten van de vallei zullen hem lief zijn: Job begreep dat de goddelozen inderdaad zouden sterven; maar veel van de goddelozen genieten eervolle begrafenissen en zelfs hun dood is een soort van zoetheid voor hen. Het leek allemaal niet eerlijk.In tegenstelling tot de beschrijving van de goddelozen in Job hoofdstukken 8 en 20, wordt de goddeloze mens vaak met de hoogste eer begraven.”(Smick)

f. Hoe kun je me dan troosten met loze woorden: de complexiteit van Job ‘ s situatie was ver buiten het vermogen van zijn vrienden om goed te analyseren. Zij troostten hem niet met hun loze woorden en hun valse antwoorden.I. ” als er in de argumenten van zijn vrienden geen troost voor hem was, is het evenzeer waar dat hij in zijn antwoorden geen veroordeling tot hen bracht. Dit alles is vreemd suggestief. Mannen bespreken menselijk leven zijn bijna zeker te blunderen wanneer ze proberen om het uit te leggen.”(Morgan)

ii. “Dit hoofdstuk kan Job’ s triomf over de insinueerde laster, en bedrieglijke maar valse doctrines, van zijn tegenstanders worden genoemd. De prikkelbaarheid van zijn humeur verschijnt niet meer: vanaf het moment dat hij de glorieuze ontdekking van zijn Verlosser kreeg, en de vreugdevolle hoop op een eeuwige erfenis, Job 19:25, enz., we vinden geen gemompel meer, noch ongegeneerde klachten. Hij is nu volledig meester van zichzelf en redeneert overtuigend, omdat hij koelbloedig redeneert.”(Clarke)

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.